Ouders spreken zich uit: ‘De zorg voor kinderen zou geen verdienmodel moeten zijn.’
Het kabinet wil per 1 januari 2025 de kinderopvangtoeslag afschaffen en vervangen door een nieuw financieringsstelsel waarbij de overheidsbijdrage inkomensonafhankelijk wordt.
De overheid betaalt 96% van de rekening tot het maximum uurtarief rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie. Ouders betalen dan 4% plus de prijs boven het maximum uurtarief.
Dit roept de vraag op: wat gebeurt er met de winst? Uit een peiling van Ouders & Onderwijs en Voor Werkende Ouders met het Landelijk Ouderpanel blijkt dat ouders zeer uitgesproken zijn over winsten in de kinderopvang: 72% van de ouders vindt dat winsten weer geïnvesteerd moeten worden in de kinderopvang na de invoering van het nieuwe financieringsstelsel. De winst moet naar het personeel, de zorg voor kinderen en kwaliteit van de kinderopvang en niet naar bestuurders of derden. Uit de peiling blijkt verder dat 85% van de ouders vindt dat personeel in de kinderopvang niet meer dan de Balkenendenorm mag verdienen.
Voor Werkende Ouders vindt de cijfers voor zich spreken. ‘Ouders geven aan dat je best winst mag maken in de kinderopvang zolang je het maar investeert in de zorg en ontwikkeling van de kinderen en het niet weg laat stromen naar anderen. Zeker als de overheid zo’n groot gedeelte van de kinderopvang gaat betalen van belastinggeld’, aldus Marjet Winsemius, directeur van Voor Werkende Ouders. ‘Natuurlijk waarderen ouders de klantgerichtheid in de kinderopvang en de ondernemersmentaliteit waardoor ze een keuze hebben voor bijvoorbeeld een mooie buiten BSO. Maar de zorg voor de kinderen moet centraal staan en niet de winstmaximalisatie.’
Quote van een ouder in de peiling:
‘Ik vind niet dat kinderopvang veel winst zou moeten mogen maken ten gunste van aandeelhouders of de eigenaren. Kinderopvangorganisaties moeten wel kunnen investeren in kleinere groepen, beter betalen van hun personeel, ondersteunen van leidsters door het aannemen van administratief of huishoudelijk personeel in verband met taakverlichting en investeren in goede voorzieningen en de locatie.’
Uit de peiling blijkt ook dat 75% van de ouders vindt dat de kinderopvang net als het onderwijs een basisvoorziening moet worden. Wel wordt hierbij aangetekend dat ouders hun keuzevrijheid willen behouden en niet verplicht willen worden hun kind 5 dagen per week te moeten brengen. Ook uiten zij hun zorgen over het mogelijk ontstaan van een toetscultuur zoals in het onderwijs. Marjet Winsemius herkent deze zorgen; ’Ouders hechten een hoge waarde aan de kinderopvang, aan hun keuzevrijheid en aan kansengelijkheid voor alle kinderen, maar willen niet verplicht worden om hun kind 5 dagen te brengen. Thuis zijn met de kinderen is ouders ook heel wat waard. Wij spreken liever van een recht dan van een plicht.’
Ook blijkt uit de peiling dat 78% van de ouders verwacht dat de uurprijs zal stijgen met de komst van het nieuwe stelsel. 76% Van de ouders is voor een prijsplafond in de kinderopvang. Ouders maken zich zorgen over de betaalbaarheid en toegankelijkheid, zeker voor ouders met een kleine portemonnee.
Volgens Voor Werkende Ouders loopt de maximum uurprijs die de overheid vergoed en de prijs die kinderopvangorganisaties vragen al jaren scheef. ‘Wij pleiten met de hele branche al jaren voor een gedegen kostprijs onderzoek, maar we krijgen telkens ‘Nee’ op ons verzoek’, zegt Marjet Winsemius. ‘Met dit nieuwe stelsel is het noodzakelijk om het wel te doen om de toegankelijkheid van de kinderopvang niet in het geding te laten komen.’
Quote van een ouder uit de peiling
‘In het nieuwe stelsel groeit kansenongelijkheid, omdat ouders die meer geld hebben, bereid zullen zijn hogere prijzen te betalen, omdat die uiteindelijk voor hen goed te betalen zijn. Ouders met minder geld, die nu ook al een groot deel van de opvangkosten terugkrijgen, zullen minder keuzemogelijkheden hebben en genoegen moeten nemen met kwalitatief mindere kinderopvang. Dit was al een probleem en het zal alleen maar groter worden.’